De risico-inventarisatie geeft een aantal geïdentificeerde risico’s, die voldoen aan de volgende criteria:
- onzekerheden met grote financiële gevolgen;
- waarvan de kans reëel is dat de risico's zich voordoen; en
- waarvoor de oorzaken niet door de gemeente kunnen worden beïnvloed of waarvoor de gemeente (nog) niet in staat is geweest om passende beheersingsmaatregelen te treffen;
- risico’s die niet zijn afgedekt door verzekeringen of voorzieningen.
In deze paragraaf wordt de inventarisatie van de belangrijkste risico’s weergegeven. Dit zijn de risico’s waarvan we als organisatie op dit moment kunnen inschatten dat ze zich wellicht gaan voordoen. Risico’s lopen in de uitvoering van ons werk is niet altijd te voorkomen. Wel zorgen we voor een goede administratieve organisatie. Dit is de basis voor het voorkomen van risico’s. Het systeem van risicomanagement wordt toegelicht in de Nota weerstandsvermogen en risicomanagement.
Een risico-inventarisatie bevat altijd subjectieve aannames. De inschatting van de kansen en omvang is tijdsgebonden, waarbij het inzicht afhankelijk is van onzekere toekomstige factoren.
Sommige risico's worden voor 2 of 3 jaar meegenomen. Dit is nodig omdat het in sommige gevallen niet mogelijk is direct maatregelen te treffen om risico's op te vangen of ze te verwerken in de meerjarenbegroting.
Risico-inventarisatie | Risico | ||
---|---|---|---|
x € 1.000 | bedrag p/j | Aantal jaar | Totaal risico |
Renteontwikkeling | 900 | 3 | 2.700 |
Jeugdhulp | 800 | 2 | 1.600 |
Wet Maatschappelijke Ondersteuning | 120 | 2 | 240 |
Wmo | 200 | 2 | 400 |
Participatiewet | 90 | 2 | 180 |
Stadsgewest | 1.000 | 1 | 1.000 |
Strategische, operationele risico's | 2.500 | ||
Totaal risico's | 8.620 | ||
Na risicofactor | 75% | 6.465 | |
Rijksinfra N65 en PHS (risicofactor reeds toegepast | 3.500 | ||
Totaal benodigde reservecapaciteit | 9.965 |
Renteontwikkelingen
De rentes zijn volop in beweging. Na jaren van stabiele lage rentes, zien we nu stijgende rentes, mede om de inflatie te beperken. Omdat de nieuwe leningen tegen een hogere rente zijn lopen we meer risico voor de leningen die we oversluiten. Voor nieuwe investeringen is dit risico duidelijk aanwezig omdat daar ook substantiële bedragen aan verbonden zijn.
Het blijft de vraag welke gevolgen de economische ontwikkeling, inflatie, grondstoftekorten en de oorlog in Oekraïne blijft hebben voor de renteontwikkeling. Rondom de renteontwikkeling gaan wij uit van een licht stijgende langlopende rente, die zich gaat stabiliseren.
Wanneer deze stijging groter is dan voorspeld, leidt dit tot extra financieringslasten. Ook voor investeringen die nog niet in het investeringsprogramma zijn opgenomen geeft dit extra financieringslasten die niet in de exploitatie van onze meerjarenbegroting zijn opgenomen. Te denken valt aan de uitbreiding bij Het Kwartier.
Naast de bestaande leningenportefeuille loopt de schuldpositie de komende jaren verder op door diverse investeringsprojecten, zoals Rijksinfra, Zuiderbos en de Lichtstraat. Wij verhogen het risico naar € 900.000 per jaar. Dit is gebaseerd op 1% rentestijging op begrote te sluiten leningen van € 30 miljoen. Daarnaast is rekening gehouden met nieuwe investeringen van € 20 miljoen tegen 3%.
Jeugdhulp
Voor gemeenten zijn de risico’s bij jeugdhulp groot. Gemeenten hebben een zorgplicht jeugd, terwijl de rijksmiddelen beperkt zijn. Met ingang van 2021 zijn wel in de gemeentefondsuitkering extra middelen beschikbaar gesteld. Dit ter compensatie van de tekorten die er bij de gemeenten bleken bij de uitvoering van deze taken.
In regionaal verband is een actieplan opgesteld in de vorm van transformatieopgaven jeugd en binnen Wegwijs+ zetten we extra in op preventie en kwaliteit in de dienstverlening. Dit ter voorkoming van stijgende kosten op langere termijn. Het beleid is gericht op tijdige signalering, de juiste hulp en preventie. Daarmee proberen we “zware”, en dus dure, cliënten te voorkomen.
De hervormingsagenda Jeugd 2023-2026 beoogt knelpunten in de jeugdzorg structureel aan te pakken en het jeugdzorgstelsel financieel houdbaar te maken voor de toekomst. Maatregelen van het Rijk moeten de gemeenten een besparing opleveren. Het realisme van deze besparing wordt betwijfeld, het Rijk staat aan de lat. Wij monitoren dit. Daarnaast moeten eventuele investeringen en uitvoeringskosten door de gemeenten betaald worden.
Echter, naast deze ontwikkelingen blijft de zorgvraag bij jeugdigen te stijgen. Het is de vraag en dus een risico of we in staat blijken om samen met onze regionale partners de afvlakking van de groei en het voorkomen van zwaardere zaken te realiseren. Daarnaast speelt ook de wijziging van de inkoop en de financiering van de jeugdzorg met ingang van 2022. Als gevolg daarvan hebben we nog te weinig ervaringsjaren om het benodigde budget voor 2024 en volgende jaren goed in te schatten. Gelet op deze onzekerheden, de kans op verdere prijsstijgingen bij zorgaanbieders en de mogelijke toename van complexere en intensievere jeugdzorg houden we rekening met een jaarlijks risico van € 800.000 gedurende twee jaar.
Wet maatschappelijke ondersteuning
We nemen in tegenstelling tot voorgaande jaren geen risicoreservering op voor het abonnementstarief Wmo. Sinds 2019 is (landelijk) het abonnementstarief Wmo van toepassing. Dit zorgt voor een toename in het aantal aanvragen Wmo. Dit geldt vooral voor huishoudelijke hulp. De geleverde zorg per cliënt komt echter lager uit dan begroot. Het risico is daarom niet meer opgenomen.
Daarnaast speelt het risico van grotere woningaanpassingen ( > € 20.000). Deze laten zich niet begroten maar de kans bestaat wel dat deze gedurende het jaar noodzakelijk blijken te zijn.
Hiervoor nemen we een risico op van € 120.000 ( 3 grote woningaanpassingen van € 40.000) voor 2 jaar.
Wmo nieuw (begeleiding en dagbesteding)
Met ingang van 2022 zijn we overgegaan van een lumpsumfinanciering naar een p*q financiering van de Wmo zorg. Gelet op de uitkomsten voor 2022 en de tussentijdse resultaten 2023 hebben we het benodigde budget naar beneden bijgesteld. Wel loopt op dit moment een tariefonderzoek naar de Wmo zorg. De (budgettaire) effecten daarvan zijn nog niet bekend.
Gelet op deze ontwikkelingen nemen we en risicobedrag van € 200.000 op. Gezien het meerjarige karakter nemen we deze voor 2 jaar mee.
Participatiewet
De afgelopen jaren zagen we als gevolg van de conjuncturele ontwikkelingen en de gerichte maatwerkaanpak van Wegwijs+ een daling van het aantal uitkeringsgerechtigden. Ook in 2022 was dit het geval. Daarnaast valt onze gemeente met ingang van 2021 bij de toerekening door het Rijk van het macro budget over de verschillende gemeenten voor een groter deel (circa 70%) onder het objectieve verdeelmodel en worden de loonkostensubsidies op historische basis vergoed door het Rijk. Dit pakt voor onze gemeente gunstig uit. Gelet daarop hebben wij in de Kadernota 2024 en deze begroting een structureel voordeel op de inkomensvoorzieningen van € 210.000 opgenomen.
De omvang van het macrobudget van het Rijk blijft echter ook de uitkomst van landelijke ontwikkelingen en voor onze gemeente geldt deels een vergoedingssystematiek waarbij we voor een tekort dat lager ligt dan 10% van de rijksbijdrage we zelf risicodrager zijn. Daarnaast kan de hogere taakstelling voor statushouders mogelijk (indien huisvesting beschikbaar is) tot een hoger aantal uitkeringsgerechtigden. Gelet hierop houden we een marge / risico aan van € 90.000 ( 6 uitkeringsgerechtigden) gedurende twee jaar.
Stadsgewest
De ontwikkelingen rondom het Stadsgewest lopen nog. De afwikkeling van de stortplaats is in de loop van 2019 uitgesteld tot 2025. De ontwikkelingen blijven we nauwlettend volgen.
Het grootste risico is dat de provincie voor datum overdracht de rekenrente voor de bepaling van het doelvermogen verlaagt. De provincie is eenzijdig bevoegd om dit te doen. Naar aanleiding van een recente ALM studie kwam de provincie tot het besef dat een forse verlaging van de rekenrente (en daarmee een verhoging van het doelvermogen) nu de exploitanten hard zou treffen. Provincie en exploitanten zijn daarom tot een compromis gekomen waarbij de provincie de huidige rekenrente bevriest op het bestaande niveau (5,06%) en de exploitanten de stortplaatsen nog niet voor eeuwigdurende nazorg overdragen aan de provincie. Deze afspraak geldt voor de periode tot de volgende ALM-studie.
Een toekomstige verlaging van de rekenrente met 1 procent betekent dat het af te dragen doelvermogen met ± 48% stijgt. Uitgaande van € 14 miljoen en een aandeel van de gemeente Vught van 7,43% betekent dit een risico van ± € 0,5 miljoen per procent daling van de rekenrente. Het risico wordt geschat op 2% verlaging van de rekenrente (= € 1.000.000).
Rijksinfra
Binnen het programma Rijksinfra wordt rekening gehouden met risico’s voor de gemeente Vught. Een risico analyse inclusief beheersmaatregelen is opgesteld en wordt periodiek ge-update. Lopende het project vallen risico's weg of komen er nieuwe risico's bij.
De ontwikkelingen ten aanzien van PAS vormen een risico voor het project. Indien dit risico zich voordoet betekent dit vertraging en daarmee hogere kosten. De meerjarige doorrekening van het project Rijksinfra is verlengd naar 2030. De ontwikkelingen in de rentestanden, grondstofprijzen, loonkostenontwikkelingen verhogen de risico's. Deels is hier rekening mee gehouden door extra kosten van € 2.600.000 te ramen. Door de uitspraken N65 zijn er nieuwe onzekerheden bijgekomen. Het is nog niet duidelijk hoe het toekomstscenario eruit ziet, hiervoor is een taskforce gevormd. Het risicobedrag stellen we op € 3.500.000.
Strategische en operationele risico’s
Een aantal risico’s zijn specifiek te identificeren en zijn hiervoor gekwantificeerd. Daarnaast lopen er door onze processen heen natuurlijk altijd dossiers die een incidentele tegenvaller kunnen opleveren. In zijn algemeenheid geldt dit voor de uitkering uit het gemeentefonds die jaarlijks schommelt.
Op andere terreinen zien we wel diverse risico's. Denk hierbij aan de jeugdzorg, inflatie- en loonkostenontwikkeling, IHP en de verhitte arbeidsmarkt. Ook het taakveld energie, klimaat en milieu geeft grote uitdagingen. De oorlog in Oekraïne zorgt er mede voor dat prijzen en energielasten onder druk staan.Die gevolgen zijn op meerdere gebieden zichtbaar, zowel op het vlak van bedrijfsvoering als financieel. Daartegenover staat dat voor diverse kosten een compensatie van het Rijk ontvangen wordt. Op dit moment is die toereikend.
Op alle bovenstaande onderdelen gelden onzekerheden. Hiervoor nemen we een bedrag van € 2.500.000 op.
Risicofactor
Een risico is een onzekere ongewenste gebeurtenis waardoor het realiseren van de organisatiedoelstellingen en -strategie in gevaar komt. Bij een risico is er dus sprake van een kans op een ongewenste gebeurtenis. De kans dat ál deze risico's zich voor de volledige omvang voordoen is klein. De benodigde reservecapaciteit wordt daarom op 75% van deze risico's gesteld.
Bij ieder risico is gekeken naar het mogelijke schadebedrag en de kans dat het risico zich voordoet. Het gaat hier om risico’s die niet anders te ondervangen zijn dan door het aanwenden van weerstandscapaciteit. Risico’s die binnen de exploitatie worden opgevangen, waar een risicovoorziening voor is ingesteld of (reguliere) risico’s waarvoor verzekeringen zijn afgesloten, hebben geen financiële consequenties en maken daarom geen deel uit van deze paragraaf. Voor risico’s met een kans groter dan 75% zal een voorziening getroffen worden. Tot slot is nog goed om op te merken dat de inventarisatie van de risico’s een momentopname betreft. Het is een statisch overzicht van risico’s die tijdens het opstellen van deze paragraaf in beeld waren.